Henri MacKenzie

In het voorjaar van 1937 kwam de Hilversumse kunstschilder Marie Henri MacKenzie door de Roelof Hartstraat in Amsterdam. In de vitrine van kunsthandel Edel stond zijn schilderij Paarden op de Lindengracht. Toen hij de signatuur ontdekte, stapte hij verontwaardigd de zaak binnen. "Dit is geen Breitner! Dit heb ik gemaakt!"
Het verhaal van een leerling die zich uit de schaduw van zijn meester schilderde.

Een journalist noemde het werk van de Hilversumse schilder MacKenzie eens gefundenes Fressen voor vervalsers. Hij was immers een talentvolle leerling van Breitner die in het begin natuurlijk sterk onder diens invloed had gestaan . Een knoeier hoefde dus alleen maar even de handtekening te vervangen. En dat was gemakkelijker dan een Breitner te maken van den bodem op.
Dat ontdekte MacKenzie in 1937 in Amsterdam. Hij had het doek jaren daarvoor verkocht aan een andere Amsterdamse kunsthandelaar, die het doorverkocht aan een makelaar. Deze gaf het op zijn beurt in commissie aan een schoenmaker. Via deze ambachtsman kwam het schilderij in bezit van kunsthandel Edel. Op welk moment het werd omgetoverd tot een Breitner bleef onduidelijk.
Een kleine twintig jaar na het voorval in de Roelof Hartstraat stond MacKenzie voor de tweede keer aan de basis van een ontmaskering. Een Bussumse kunsthandelaar wilde bij een Amsterdamse collega een schilderij van Breitner kopen, getiteld Paard bij een heistelling . De Bussummer stak eerst zijn licht op bij de als Breitnerdeskundige bekend staande MacKenzie, die echter kon meedelen dat het doek van hemzelf was.
In de loop der jaren zijn diverse Breitners opgedoken, die bij nader inzien van de hand van zijn Hilversumse leerling waren. Ontdekkingen die volgens kunstkenners een topje van de ijsberg vormen.

Sleperspaarden

MacKenzie koos aanvankelijk dezelfde onderwerpen als zijn leermeester: bouw en afbraak, gevels en daken, sleperspaarden, grachten. Zijn kleurgebruik was ook vrij somber: bruinen en grijzen met kleine accenten van rood, blauw of geel.
Sommige critici noemden zijn schilderijen donker en kleurloos. Het kiezen van een heldere dag is aanbevolen , adviseerde een recensent.
Er is een hele hoop van waar dat hij als Breitner-epigoon wordt gezien , stelt zijn zoon William MacKenzie. Maar later is zijn werk persoonlijker geworden. Zijn kleuren werden lichter en vrolijker en zijn tinten meer contrasterend.
Het was dus geen slaafs navolger, maar een goede leerling die zijn eigen weg is gegaan. Een leerling, die desondanks lange tijd in de schaduw van zijn meester heeft gestaan. Maar ook een láte leerling: hij debuteerde pas op 45-jarige leeftijd als schilder. William: mijn vader was voorbestemd om de handel in te gaan. Mijn opa had een koffie- en theehandel in Rotterdam. Nadat Marie Henri geboren in Rotterdam op 3 augustus 1878 de Handelsschool had doorlopen, werd hij op kantoor geplaatst. Hij bleek zich echter meer voor tekenen en schilderen te interesseren en mocht naar de Rotterdamse Kunstacademie.

Groente

Om financiële reden moest hij na anderhalf jaar weer van de academie af om terug te keren in de handel. In 1909 kreeg MacKenzie een baan bij de Amerikaanse oliemaatschappij Standard Oil Company (Esso) te Amsterdam.
Het jaar daarop verhuisde hij met zijn vrouw, de acht jaar jongere Jeanette van Linschoten, vanuit Rotterdam naar de hoofdstad. In 1913 werd zijn dochter Johanna geboren en in 1922 zijn zoon William.
Twee jaar later debuteerde MacKenzie als schilder. Op de wintertentoonstelling van de Amsterdamse schildervereniging St. Lucas in het Stedelijk Museum waren twee schilderijen van zijn hand te bewonderen. Prof. Jures complimenteerde mij met de inzending van een uit mijn atelierraam in Amsterdam geschilderd doek, Heiwerk aan de Slatuinen, schreef MacKenzie later. Terwijl wijlen Prof. Krabbé naar mij toekwam en zei: Je hebt beide motieven echt verslonden, als een leeuw die een stuk vleesch verslindt. Dit tweede doek heette sneeuwgezicht op oud-Amsterdam. De lof van beide professoren maakte diepe indruk op de debutant.
Enkele jaren daarna zorgde de economische crisis ervoor dat MacKenzie zeeën van tijd kreeg om te schilderen. De Amsterdamse vestiging van Standard Oil werd opgeheven. De directeur vertrok naar Zuid-Afrika en MacKenzie werd op wachtgeld gesteld. In de zomer van 1931 vestigde het gezin zich in het goedkopere Hilversum, aan de Multatulilaan. Het atelier beviel de schilder echter niet, zodat hij drie jaar later naar een woning op de hoek van de Taludweg en de Potgieterlaan verkaste.
    

Heistellingen

Hij ging vaak naar Amsterdam om schetsen te maken, die hij dan thuis uitwerkte. Stadsgezichten en havens vond hij het mooist. Die liefde voor de stad had hij van Breitner. Hij schilderde en tekende oude gevels, steegjes, boten, werkpaarden, bouwputten en heistellingen. Verder hield hij veel van schepen en de hele bedrijvigheid daaromheen. Zelf zeilde hij veel op de Loosdrechtse Plassen.
Regelmatig leverde MacKenzie illustraties voor The Lamp, het orgaan van Standard Oil. Hij begon zich meer te richten op de haven en de grote zeeschepen, en schilderde zich langzaam onder invloed van de in 1923 overleden Breitner uit.
Samen met enkele collega's richtte hij de Vereeniging van Beeldende Kunstenaars te Hilversum op. MacKenzie exposeerde regelmatig met de andere leden van de vereniging. Ook nam hij deel aan enkele exposities in het buitenland. In april 1938 verhuisde het gezin naar de Gijsbrecht van Amstelstraat (no. 394). in de oorlog ruilde hij zijn werk voor levensmiddelen: dat heeft ons gezin erdoor geholpen vertelt zoon William.
MacKenzie deed in Amsterdam inspiratie op, maar ook in plaatsen als Amersfoort, Volendam en Spakenburg (die botters trokken hem erg aan). Verder werkte hij in het buitenland (Parijs, Londen, Brussel en Brugge). Hoewel Hilversum (en directe omgeving) hem als schilder minder aansprak, vereeuwigde hij onder meer de Oude Haven, afbraakpandjes in de Langestraat, het Spanderswoud, De Hoorneboeg en Groenekan. Een geliefd onderwerp was verder het Hilversumse zigeunerkamp. Dat lag aan de Vaart, iets voorbij Paviljoen Wildschut. Dat Kampje vond 'ie nogal picturaal. Een kunstrecensent van Trouw schreef in november 1947 dan ook: het meest zichzelf is MacKenzie bij de kermiswagens, bij dit volkje gaat zijn hart open, wordt hij romantisch en af en toe zelfs fel van kleur.

Gereformeerd

Schilderen en nog eens schilderen, dat was het enige wat hij wilde. Mijn vader was vaak de hele dag in zijn atelier, of ging met de fiets op pad. Hij was erg op zichzelf , vertelt zijn zoon. Daar kwam nog bij dat zijn echtgenote uit een gereformeerd Zeeuws gezin kwam. Dat botste nogal eens. Dat hij schilderde vond ze maar zo-zo. Dat kwam ook door haar familie: hun huwelijk was vooral bij mijn grootmoeder niet in goede aarde gevallen.
MacKenzie bemoeide zich nauwelijks met de opvoeding van de kinderen. Alleen als er iets mis ging, dan was hij erg actief. Hij leefde in feite een heel burgerlijk bestaan, zonder avontuur. Hij ging helemaal op in zijn werk.
Hij schilderde niet alleen, hij kocht, ruilde en kreeg regelmatig werk van collega's. Zo leende Breitner, die voortdurend in financiële nood verkeerde, nogal eens geld bij MacKenzie en gaf hem dan werk in onderpand. Bijna alle brieven die Breitner hem schreef gaan over geld. De Hilversummer kocht ook werk van Haagse Scholers als Louis Apol, van Israëls, van de Marissen Dat vond mijn moeder geldverspilling.
De collectie bestond (in 1956) uit vierhonderd schilderijen, pastels, tekeningen en etsen (waarvan zo'n zestig van de hand van kunstbroeders). Van die verzameling bleef om een understatement te gebruiken na zijn dood niet veel meer over. Nadat de schilder (op 30 december 1961) was overleden, ging de collectie voor een appel en een ei van de hand.
MacKenzie bezat onder meer zo'n twintig schilderijen en studies van Breitner, stukken waarvoor tegenwoordig duizelingwekkende bedragen worden neergeteld.
Breitners zijn zeer gezocht en torenhoog geprijsd. Ze worden steeds minder te koop aangeboden, hebben hun plek in een collectie van een museum of een gefortuneerde verzamelaar gevonden. Maar de meester heeft zijn leerling in het kielzog meegesleurd. Omdat stijl en onderwerpkeuze van beide schilders grote gelijkenis vertonen, is ook het werk van MacKenzie populair (en prijziger) geworden.

 

Op de volgende pagina hebben wij een overzicht geplaatst van vele werken van MacKenzie; het geheel is wat ongeordend, maar geeft een goed beeld van de veelzijdigheid van deze schilder.

klik hier voor de collectie van Mackenzie